Marketingwoordenboek

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Pagina 1
Pagina 2

 

DAGMAR
Defining Advertising Goals for Measuring Advertising Results d.w.z. voor metingen van het effect van reclame moeten specifieke reclamedoelstellingen ('objectives') en -taken ('goals') worden vastgesteld. Verloopt in vijf fasen: unawareness, awareness, comprehension, conviction en action.

DMU
Afkorting voor Decision Making Unit.

Dagboekmethode
Onderzoeksmethode waarbij respondenten hun mening/gedrag/etc. vastleggen in een bepaald dagboek. Wordt o.m. gebruikt bij consumentenpanels en producttesting.

Dagboekpanel
Panel, waarbij gebruik gemaakt wordt van de dagboekmethode.

Data bank
Gegevensbank. Een gesystematiseerde en toegankelijk opgeslagen verzameling van gegevens. Vooral bij opslag in de computer kunnen gegevens snel en via meerdere invalshoeken toegankelijk zijn.

Data verwerking
In het onderzoek het stadium na het veldwerk: antwoorden van respondenten worden gecodeerd, op consistentie gecontroleerd, optisch of via terminals in de computer gelezen en rijp gemaakt voor statistische analyse.

Dealer promotions
Promotionele actie gericht op dealers.

Decay curve
Grafische voorstelling van het in de tijd afnemende effect van een bepaalde marketinginspanning. Het dalingstempo wordt aangegeven door de 'vergeet-constante'. Zie: mortaliteitscurve.

Decentralisatie
Besluitvormingsprocedure, waarbij beslissingen op een zo laag mogelijk niveau in de organisatie worden genomen.

Decision Making Unit
Groep mensen die bij een beslissing zijn betrokken, ieder vanuit een andere optiek, een andere kooprol: die van initiator (geeft een aanzet voor het beslisproces), beslisser (neemt de beslissing), beïnvloeder, koper (voert e.e.a. uit) of gebruiker.

Decision Support System
Ander woord voor Management Informatie Systemen. Geheel van informatie en modellen waarmee managers problemen kunnen signaleren en naar oplossingen kunnen zoeken. Beslissingsondersteuning is het hoofddoel.

Decision tree
Engelse term voor beslissingsboom.

Deductie
Staat tegenover inductie. Deductie is het afleiden van wetmatigheden uit veronderstellingen met logica. Inductie is het afleiden van wetmatigheden uit empirisch feitenmateriaal.

Deelmarkt
Een deel van de markt naar enig produktgezichtspunt. Deelmarkten worden veelal bepaald naar prijsklassen produktsoorten en -varianten en naar produkttoepassing.

Deflatie
Economische situatie die gekenmerkt wordt door een daling van het prijsniveau.

Degressief variabele kosten
Hiervan is sprake als bij toename van de produktie de variabele kosten per eenheid dalen bijvoorbeeld als gevolg van verkregen kortingen op grondstoffen.

Dekking
Zie: Mediabereik, reclamebereik.

Delegatie
Overdracht van leiding en uitvoering.

Delegeren
Een van de taken van management. Overdragen van taken met de benodigde bevoegdheden om deze taken uit te voeren.

Delingscalculatie
Methode van standaardkostprijsberekening waarbij de totale toegestane kosten worden gedeeld door het aantal produkten. Is in principe alleen mogelijk bij een onderneming die een produkt produceert.

Delphi methode
Voorspellingsmethode waarbij experts op een bepaald gebied gevraagd wordt eerst een voorspelling te doen. Alle meningen worden daarna uitgewisseld. Vervolgens doen de experts een aangepaste voorspelling.

Demand
Engels voor vraag.

Demografie
De wetenschap die de aard, omvang en samenstelling van onze bevolking bestudeert.

Demografische criteria
Groep criteria om markten te segmenteren. Eronder vallen: leeftijd, sexe, huwelijkse staat, land van herkomst e.d.

Deponeren van een merk
Het inschrijven van een merk in een openbaar register dat wordt bijgehouden door het Bureau voor de Industriële Eigendom. Doel: Wettelijke bescherming, zodat het merk niet door andere aanbieders gebruikt kan worden.

Derde persoonstechniek
Vraagstellingstechniek waarbij respondent zijn mening en ideeën op anderen projecteert. (Voorbeeld: Wat denkt u dat uw buurman vindt van ...). Zie: projectieve techniek.

Design
Ontwerp, model, vormgeving, uiterlijk, aanzien.

Desire
Engels voor verlangen, wens. Zoals bij "needs and desires": behoeften en wensen.

Desk research
Ook wel bureau-onderzoek. Staat tegenover field research. Desk research is het verzamelen van gegevens die intern of extern al reeds voor andere doeleinden verzameld waren.

Detailhandel
Ondernemingen die zich hoofdzakelijk bezighouden met de wederverkoop van al dan niet in eigen onderneming vervaardigde produkten aan finale consumenten (gezinshuishoudingen). Zij vormen de laatste schakel in de bedrijfskolom. Ook wel kleinhandel genoemd.

Detailhandelsmarge
Verschil tussen de consumentenprijs en de prijs die de detaillist aan de producent betaalt.

Detailhandelsmarketing
Marketing gedreven door de detaillist en gericht op de consument.

Detaillist
Een onderneming die zich in hoofdzaak heeft gespecialiseerd op de wederverkoop aan gezinshuishoudingen.

Detaillistenmarketing
Staat naast consumenten- en industriële marketing. Betreft het nagaan van een ruilrelatie van een producent met een detailhandelsonderneming.

Detaillistenmerk
Zie: Winkelmerk.

Detaillistenpanel
Continu-onderzoek dat door de bureaus Nielsen en GfK bij een aantal geselecteerde winkels wordt uitgevoerd. Via de formule: vorige voorraad + inkoop - huidige voorraad, kunnen de verkopen aan de consumenten gemeten worden.

Devaluatie
Verlaging van de koers met de eigen munt t.o.v. andere valuta's. Devaluatie stimuleert de export en remt de import af. N.B.: bij zwevende wisselkoersen spreekt men van depreciatie i.p.v. devaluatie.

Dichotome vraag
Een gesloten vraag in een enquête, waarbij de respondent kan kiezen uit slechts twee antwoorden.

Dichotome vraagtechniek
Onderzoektechniek waarbij gebruik gemaakt wordt van dichotome vragen.

Diensten
Zie: Immateriële produkten.

Dienstenmarketing
De marketing van immateriële goederen, diensten. Kent bijzondere problemen omdat diensten ontastbaar zijn, produktie en consumptie samenvallen en omdat de afnemer in zekere mate moet meewerken bij de dienstverlening.

Dienstenwinkel
Winkel die diensten verkoopt (wetswinkel; banenwinkel).

Diepte interview
Interview dat een interviewer afneemt bij slechts een respondent. Ook wel extended interview. Lang vraaggesprek waarin een groot aantal facetten aan de orde komt.

Diepte promotie
Promotie gericht op verhoging van de koopintensiteit, gebruiksintensiteit, koopfrequentie of gebruiksfrequentie bij bestaande gebruikers. Zie: verticale promotie.

Diepte-onderzoek
Onderzoek met als doel achter 'dieper liggende' motieven voor het gedrag of denkbeelden te komen.

Differentiële drempel
In waarnemingsleer: het kleinste verschil dat een individu tussen twee stimuli kan waarnemen. Hoe groter de eerste stimulus des te hoger moet de intensiteit van de additionele stimulus zijn.

Differentiële kostprijs
De toename van de totale kosten gedeeld door de toename van de produktie.

Differentiatie
Onderscheid aanbrengen. Verouderde term, betekent: zorgen dat het eigen produkt afwijkt van dat van concurrenten.

Differentiatie
Het afstoten van een functie binnen een bedrijfskolom. In de industriële economie wordt dit verschijnsel aangeduid met de term 'verticale differentiatie'.

Differentieel voordeel
Specifiek voordeel dat de onderneming op een bepaald gebied heeft boven andere ondernemingen (produktietechniek, research, marketing etc.). Het is een 'sterke kant' van de onderneming, die strategisch uitgebuit moet worden.

Diffusieproces
Verspreidingsproces van een nieuw produkt of idee van de 'uitvinder' naar gebruikers. Bij het diffusieproces heeft men de fysieke verspreiding (wie heeft het al, wie nog niet) op het oog. Bij het adoptieproces daarentegen de mentale opname. Zie: Adoptieproces.

Direct Costing
Methode van kostencalculatie waarbij alleen de variabele kosten die met bedrijfsdrukte fluctueren, aan de produkten worden toegerekend. De vaste kosten gaan in het jaar van uitgave direct ten laste van de V&W-rekening.

Direct distributiekanaal
Directe levering aan afnemers zonder tussenkomst van distribuanten.

Direct kanaal
Fysieke en eigendoms-overdracht tussen fabrikant/importeur en uiteindelijke afnemer waarbij de eerste geen gebruik maakt van distribuanten.

Direct mail
Veelal per post verspreid (soms ook door verspreidorganisatie) reclamemateriaal (soms brief), persoonlijk geadresseerd.

Direct marketing
Een marketingstrategie die gericht is op het tot stand brengen van een structurele, d.w.z. duurzame directe relatie tussen een aanbieder en zijn afnemers, waarbij de aanbieder activiteiten van de traditionele tussenhandel overneemt.

Directe kosten
Kosten die (boekhoudkundig) direct - op grond van een oorzakelijk verband - aan een kostendrager (meestal een produkt) kunnen worden toegerekend (kostenverbijzondering).

Directe promotions
Promotions waarbij het 'extra' aangeboden en ontvangen wordt op het moment en op de plaats van aankoop.

Directe verkoop
Rechtstreekse verkoop van fabrikanten aan consumenten dus zonder tussenkomst van de zelfstandige handel.

Directe vraag
Vraag die zonder omweg naar het oordeel/het gedrag van de ondervraagde vraagt. Alleen mogelijk als de ondervraagde in staat is een direct antwoord te geven.

Dirigeren
Werkzaamheden van direct besturende en opdrachtgevende aard, waardoor de uitvoering door anderen tot stand komt.

Dirigerende leiding
Leiding geven aan de uitvoering.

Discount formule
Winkelformule waarin lage prijzen centraal staan.

Discounter
Winkel waar artikelen worden aangeboden tegen lage prijzen. Winkelinrichting is vrij sober, weinig service en een ondiep assortiment maken deze lage prijzen vaak mogelijk.

Discretionair inkomen
Netto inkomen (na aftrek van belastingen en sociale premies) na aftrek van vaste lasten en kosten voor levensonderhoud. Zie: (vrij) beschikbaar inkomen.

Display
Standaard of iets dergelijks waarmee men het produkt in de winkel kan uitstallen.

Display materiaal
Reclamemateriaal dat gebruikt wordt op de plaats van aankoop. Engelse termen: Point of purchase en Point of sale.

Disproportioneel
Niet evenredig.

Disproportionele steekproef
Steekproef waarbij uit bepaalde subgroepen relatief meer of minder getrokken wordt.

Dissociatiegroepen
Negatieve referentiegroepen. Groepen waartoe de afnemer niet zou willen behoren en waarmee hij/zij ook niet geassocieerd zou willen worden.

Distribuerende handel
Verdelende handel. Staat tegenover collecterende handel. Distribuerende handel koopt grote partijen op en verkoopt deze in kleinere partijen, terwijl de collecterende handel kleine partijen opkoopt en deze in grote partijen verkoopt.

Distributie
1) Voortstuwing van goederen en diensten van producent naar consument. 2) Instrument in de marketingmix dat tot taak heeft te zorgen dat de goederen op de juiste tijd, op de juiste plaats en tegen de juiste prijs bij de consument terecht komen.