Marketingwoordenboek

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

 

KAMA
Keuringsraad Aanprijzing Medische Aspecten. Doelstelling: het bewaken van en toezicht houden op communicatie-uitingen met betrekking tot produkten en/of diensten met medische aspecten (gezondheidsclaims als b.v. Becel). Zie ook: KOAG.

KOAG
Keuringsraad Openlijke Aanprijzing Geneeswijzen. Doelstelling: het bewaken van en toezicht houden op communicatie-uitingen met betrekking tot geneeswijzen.

Kanaaloverlapping
Zie: Inter channel competition.

Kanaliseren
Hiervan spreekt men als door de introductie van een nieuw produkt de omzet in bestaande produkten wordt aangetast.

Kansverdeling
Een verdeling gebaseerd op de kans van voorkomen van een set variabelen.

Kapitaalgoederen
Zie: Investeringsgoederen.

Kartel
Een overeenkomst tussen ondernemingen uit een bedrijfstak die verder zelfstandig willen blijven en die ten doel heeft de onderlinge concurrentie te beperken of uit te sluiten.

Kengetal
Verhoudingsgetallen m.b.t. de liquiditeit-, solvabiliteit-, en rentabiliteit van een onderneming. Zie: ratio's.

Kenniselementen
Zie ook: Cognitie.

Kernassortiment
Het gedeelte van het assortiment dat gezichtsbepalend is voor de onderneming. Het bevat die artikelen die de consument in elk geval verwacht aan te treffen.

Ketting-index
Index waarbij elk voorafgaand jaar steeds als basis wordt gekozen.

Keurmerk
Door onafhankelijke instelling afgegeven garantie, dat een artikel aan bepaalde minimumeisen voldoet.

Kijkdichtheid
Het percentage van alle personen met een TV dat geconfronteerd wordt met een bepaalde uitzending. Zie: Intometer.

Kijkgewoonte
Vaste gewoonte t.a.v. het bekijken van TV-programma's. Sommige programma's worden regelmatig bekeken, andere niet of bijna niet.

Kijkwinkel
Ook genaamd kijkshop, telefoonwinkel of cataloguswinkel. Van alle aangeboden goederen wordt een exemplaar tentoongesteld. Staan meestal ook in de catalogus. Bij aankoop volgt directe levering uit magazijn tegen contante betaling.

Kinky demand curve
Vraagcurve die behoort bij het homogeen oligopolie. Uit deze geknikte vraagcurve blijkt dat in geval van een prijsverlaging de vraag zeer inelastisch wordt, terwijl bij een prijsverhoging de vraag zeer elastisch wordt. Zie: gebroken vraagcurve.

Klantenbinding
Het verschijnsel, dat ondernemers trachten eenmaal gewonnen klanten te behouden.

Klantenloop
De routing die een klant in een winkel neemt. Deze wordt beïnvloed door de volgorde en plaatsing van de goederen in de winkel.

Klantenprofiel
Een omschrijving (naar segmentatiecriteria) hoe de eenheden van een doelgroep te identificeren zijn.

Klantentrouw
Het verschijnsel dat afnemers steeds weer bij dezelfde leverancier kopen.

Klantentypen
Klanten zijn mensen met verschillende karakters, geaardheden etc. Op grond van verschillende criteria kunnen indelingen gemaakt worden naar typen klanten.

Klantgerelateerde verkoopkosten
Dat deel van de verkoopkosten dat causaal kan worden toegewezen aan een bepaalde klant op grond van zijn gedrag binnen de verkooprelatie.

Klassieke conditionering
Een vorm van leren die plaats vindt in de oudere en lagere delen van de hersenen. Zie: Pavlov.

Kleine steekproef
Een steekproef van niet meer dan 30 personen die men gebruikt om de validiteit van de vragenlijst te bepalen of als vooronderzoek naar motieven van consumenten. Betrouwbaarheid is zeer gering. Engels: small sample.

Kleinhandel
Zie: Detailhandel.

Kliniekonderzoek
Zie: Consumer clinic.

Kolommendiagram
Zie: staafdiagram.

Konsumenten Kontakt
Doelstelling: door samenwerking van de aangesloten organisaties (de vakcentrales, Nat. Comité voor Gezinsorg., Ned. Ver. van Huisvrouwen, Coop. Ned.) de belangen behartigen van de consument.

Koopcyclus
De tijd die verloopt tussen twee aankopen van een produkt.

Koopfrequentie
Het aantal aankopen van een persoon van een gegeven merk of produkt in een bepaalde periode.

Koopgedrag
Zie: Aankoopgedrag. (Engels: buying behaviour)

Koopgewoonten
Min of meer vaste gedragspatronen van bepaalde (of alle) kopers om bepaalde produkten of merken op bepaalde tijden en op bepaalde plaatsen te kopen.

Koopintensiteit
Zie: Aankoopintensiteit.

Koopintentie
Het serieuze plan om een produkt of merk te gaan kopen.

Koopkracht
De koopcapaciteit (in de zin van te besteden geld) van een individuele consument of een groep van kopers in een gebied of een markt. De koopkracht is afhankelijk van inkomen, besparingen en consumptief krediet. (Engels: purchasing power)

Kooplust
Bereidheid om tot koop over te gaan (of om koopplannen te maken). Deze bereidheid wordt sterk beïnvloed door economische verwachtingen.

Koopmotief
De reden voor de consument om een bepaald produkt of merk te gaan kopen: vervanging, prijs, status.

Koopproces
Opeenvolgende fasen die doorlopen worden vanaf het ontstaat van een behoefte tot aan uiteindelijke koop en de gevoelens na de koop. Omdat: 1) ontstaan van de behoefte 2) zoeken naar informatie 3) evalueren van alternatieven 4) koop 5) gevoelens na de koop.

Kooprollen
In het industriële koopproces onderscheiden we o.a. gebruiker en beïnvloeder.

Koopverwantschap
Meerdere goederen in het assortiment die op dezelfde wijze worden gekocht.

Koper
Iemand die een produkt of dienst koopt van een ander.

Kopersprofiel
Een beschrijving van de koper op basis van socio-economische of psychologische aspecten.

Koppelverkoop
Het verkopen van artikelen met grote afzetverwantschap in een verpakking en de indruk wekken dat de combinatie goedkoper is dan de enkelvoudige aanbiedingen. Vorm van meervoudige prijzen.

Kort kanaal
Distributiekanaal met als schakels: producent-detaillist-consument.

Kort vreemd vermogen
Alle schulden die een onderneming binnen een jaar na de balansdatum moet betalen. Zie: vlottende passiva, kortlopende schulden.

Korte termijn planning
Planning voor een periode van max. 2 jaar, meestal alleen de begroting voor het volgende jaar.

Korting à contant
Zie: Korting contante betaling.

Korting contante betaling
Korting die men krijgt door binnen bepaalde tijd te betalen.

Kortingcoupons
Bonnen waarmee bij inlevering korting wordt verkregen op bepaalde artikelen.

Kortingen
Inkoopcondities waardoor men een lagere prijs betaald dan normaal. Voorbeelden: korting voor contant, kwantumkorting, bonusregeling, seizoenkorting enz.

Kortlopend krediet
Verleende kredieten waarvan de looptijd korter is dan een jaar.

Kortlopende schulden
Alle schulden die een onderneming binnen een jaar na de balansdatum moet betalen. Zie: vlottende passiva, kort vreemd vermogen.

Kosten
In geld uitgedrukte doelmatig opgeofferde waarden.

Kosten per 1000
Reclamekosten per 1000 bereikte personen/confrontaties.

Kosten/baten-analyse
Het streven zowel de kosten als de baten van verschillende activiteiten op geld te waarderen om ze onderling vergelijkbaar te maken.

Kostenplaatsen
Een kostenplaats levert bepaalde prestaties en is onderdeel van een bedrijf. Een kostenplaats is niet per definitie een afdeling.

Kostenplaatsmethode
Het verbijzonderen van kosten naar de verschillende onderdelen van het bedrijf. Zie: produktie centra methode.

Kostensoorten
Indeling van de kosten in: 1) kosten van de grond 2) kosten van duurzame produktiemiddelen 3) kosten van grond- en hulpstoffen 4) kosten van arbeid 5) kosten van vermogensbeslag 6) kosten van diensten van derden.

Kostenverbijzondering
Verdeling van indirecte kosten over de produkten.

Kostprijs
Kosten per eenheid produkt.

Kostprijs-plus methode
De verkoopprijs wordt vastgesteld door op de integrale kostprijs een winstopslag te leggen.

Kredietbeperking
Een procentuele opslag bij vertraagde betaling van het leverancierskrediet.

Krediettermijn
De termijn dat een bedrijf gemiddeld gebruikt om crediteuren te betalen.

Kritieke pad
Het langstdurende traject van de totale projectduur. Het bepaalt wanneer het project op z'n vroegst gereed kan komen.

Kritische afzet
Ook wel break-even-punt. Die afzet waarbij de omzet (afzet prijs) net voldoende is om de vaste en variabele kosten te dekken.

Kromme van Gauss
Zie: Curve van Gauss.

Kruislingse elasticiteit
Reactiemaat die aangeeft hoe gevoelig de vraag naar een produkt is voor prijsveranderingen in substitutie- of complementaire goederen. De % verandering in de gevraagde hoeveelheid van produkt A gedeeld door de % verandering in de prijs van produkt B.

Kruistabel
Hulpmiddel voor de weergave van meerdere variabelen. Een kruistabel bestaat altijd uit rijen en kolommen.

Kwalitatief marktonderzoek
Vorm van marktonderzoek die gericht is op het vaststellen van de aspecten die een rol spelen bij het handelen van de consument. Het doel is het verkrijgen van een antwoord op het "waarom" en niet het verkrijgen van cijfers.

Kwalitatieve variabelen
Variabelen zoals aanduidingen en kwalificaties.

Kwaliteit
Ruim op te vatten: de mate waarin een produkt in staat is aan de behoeften van de consument te voldoen.

Kwantificeerbaar
Meetbaar.

Kwantificeren
In cijfers vaststellen of uitdrukken.

Kwantitatief marktonderzoek
Marktonderzoek waarbij men tracht een cijfermatig inzicht te krijgen in de te onderzoeken zaak.

Kwantitatieve variabelen
Variabelen zoals verschillen en aantallen.

Kwantum
Hoeveelheid.

Kwantumkorting
Korting aan afnemers op de prijs, afhankelijk gesteld van de omvang van de geplaatste order. Hoe meer in een keer wordt besteld, des te groter de korting. Staat tegenover functionele korting, jaarbonus/cumulatieve korting en korting à contant.

Kwartiaire sector
De overheid.