WATERPOLO

Bij waterpolo zijn verschillende zwemtechnieken van groot belang. Daarom zijn hier de meest belangrijke technieken weergegeven.

Borstcrawl.
De positie van de zwemmer in het water, staat een grotere bewegingsvrijheid van de armen toe dan bij de rugcrawl, waarbij het stuwende gedeelte van de slag achter de ruggengraat plaatsvindt. Het voorwaarts bewegen van de armen, de zogeheten contrafase, geschiedt boven het water (zoals bij de rugcrawl en vlinderslag) hetgeen een enorme reductie van de weerstand betekent ten opzichte van de schoolslag. Verder zorgt ook het over de lengteas rollen van het lichaam voor een meer economische glijding door het water. Ten slotte kent deze slag in vergelijking met andere slagen een relatief constante snelheid, door de afwisseling van stuwing door linker- en rechterarm.

Rugcrawl
Rugslag of rugcrawl is een zwemslag die op de rug wordt gezwommen. Het onderdeel heeft als voordeel een eenvoudige ademhaling, maar als nadeel dat de zwemmer niet ziet waar hij zich bevindt. Om dat te ondervangen zijn in vrijwel elk zwembad herkenningspunten aan het plafond boven het bassin bevestigd. Helaas neemt dit niet weg dat het risico om tegen andere zwemmers te botsen nog steeds aanwezig is.

Omdat de doorhaal van de armen langs het lichaam plaatsheeft, bestaat de neiging te gaan slingeren en dus af te wijken van wat als de ideale lijn wordt beschouwd. Vereist is daarom een goede beenslag om deze zijwaartse afwijkingen te compenseren, meer nog dan bij bijvoorbeeld de borstcrawl. Daarnaast blijft de stuwende functie van de benen van belang.

Niet de benen, maar de armen dragen grotendeels bij aan de verplaatsing en dus de snelheid in het water. Deze verplaatsing moet zo gelijkmatig mogelijk worden uitgevoerd. Evenals de borstcrawl isde rugcrawl een zogeheten continue slag. De armbewegingen zijn grofweg onder te verdelen in de overhaal en de doorhaal.

Schoolslag
Schoolslag is niet alleen de oudste zwemslag, maar tevens de meest in de praktijk gebrachte slag, vanwege het simpele feit dat de slag de zwemmer eenvoudig in staat stelt adem te halen.

Het is ook de traagste van de vier zwemslagen. Topzwemmers overbruggen gemiddeld 1,67 meter per seconde. De geschiedenis van de schoolslag gaat terug naar het Stenen Tijdperk, zo bewijzen diverse gevonden afbeeldingen en tekeningen in grotten. De 'klappende' beweging met de benen is indertijd zo goed als zeker afgekeken van het zwemgedrag van kikkers.

Schoolslag is een zogeheten discontinue slag; de verplaatsing is schoksgewijs. Het is in Nederland en België de eerste slag, die wordt geleerd aan kinderen, zoals bij het schoolzwemmen.

Is de functie van de armslag bij een geoefende schoolslagzwemmer primair stuwend, bij beginnende zwemmers worden de armen vooral gebruikt om het hoofd boven water te houden. Zo wordt steun gezocht. De schoolarmslag is de enige armslag waarbij de contrafase - de fase waarin de handen en armen tegen de zwemrichting in worden bewogen - onder water plaatsheeft. De armen en handen komen tijdens de gehele slag niet boven het wateroppervlak uit, hetgeen veel weerstand tot gevolg heeft.

De armslag is onder te verdelen in:
uitgangshouding
glijfase
trekfase
duwfase
contrafase (zie hierboven)

Juist bij de armslag zijn de individuele verschillen groot; bij de een smallere en bij de ander juist een bredere uitvoering van de stuwbaan, de lengte van de stuwbaan en/of de diepte van de trekfase.
Bij de schoolslag is de 'klappende' beenbeweging verreweg de belangrijkste stuwingfactor. Het stuwvlak bestaat uit de binnenzijde van de enkel en de voetzool, en de binnenzijde van het scheenbeen.

Vlinderslag
De vlinderslag is de op één na de snelste zwemslag, getuige de onderlinge tijden. De verplaatsing is minder continu dan de borstcrawl, door de gelijktijdigheid van de armbeweging. Ook de ligging is minder ideaal, omdat méér in verticale richting bewogen moet worden.

Vlinderslag is, zoals dat heet, een echte 'hoofdzaak', en dat heeft alles te maken met de bewegingen van het hoofd ten opzichte van de romp. Voor een optimale snelheid moet het lichaam in voldoende mate deze beweging volgen om de wisselende bol-hol-ligging goed aan te voelen. De timing van de hoofdbeweging op de armslag is doorslaggevend. Bovendien moet de timing van de ondersteunende beenactie aansluiten op de bol-hol vanuit de armslag en de hoofdbeweging.

De bij de vlinderslag gehanteerde armslag komt neer op: (1) insteken, (2) (kort) glijden, (3) trekken, (4) duwen, (5) uithalen en (6) overhalen. De functie van de beenslag is tweeledig: zowel stabiliserend als stuwend. De vlinderslagbeenbeweging is een voortdurend op en neer bewegen van beide benen, en dat gelijktijdig. De beweging bestaat uit een upbeat (opslag) en een downbeat (neerslag), die vanuit de heupen wordt ingezet.

Watertrappen
Watertrappen is een techniek om in het water het hoofd boven water te houden, door met de benen een trappende beweging te maken. Vaak is het niet mogelijk om tijdens het watertrappelen een specifieke richting op te zwemmen.